Per 1 januari 2025 treedt de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht in werking.
De nieuwe bepalingen zijn van toepassing voor procedures die vanaf 1 januari 2025 zijn gestart.
Artikel | Wet per 1-1-2025 | Tekst |
194 lid 1 | 186 lid 1 | De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een bericht of een verhoor van deskundigen bevelen. Het vonnis vermeldt de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd. |
194 lid 2 | 186 lid 2 | De rechter benoemt bij vonnis of bij latere rolbeschikking een of meer deskundigen na overleg met partijen, met opdracht bij hem schriftelijk bericht in te leveren of aan hem mondeling verslag uit te brengen. Tegen deze benoeming staat geen hogere voorziening open. |
194 lid 3 | 186 lid 3 | De griffier zendt afschrift van deze benoeming aan de deskundigen. |
194 lid 4 | 186 lid 4 | Als een deskundige de benoeming niet aanneemt of zijn taak niet naar behoren zal kunnen volbrengen of weigerachtig is dit te doen, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een of beide partijen, na overleg met partijen, een andere deskundige in zijn plaats benoemen. |
194 lid 5 | 186 lid 5 | De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundigen het geven van een nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling bevelen. Pas nadat de deskundigen hiertoe in de gelegenheid zijn gesteld, kan de rechter, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen benoemen, tenzij de rechter een nadere toelichting of aanvulling niet zinvol acht. |
195 | Artikel 187 | De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, als dit is bepaald, een nader voorschot, voor die kosten ter griffie gestort, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 186, eerste lid, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen samen daartoe is of zijn aangewezen. Aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend of bij wie ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht voor onvermogenden is geheven, wordt geen voorschot opgelegd. Ook wordt geen voorschot opgelegd aan de partijen van wie geen griffierecht is geheven en aan wie de griffier verklaart dat, als van hen wel griffierecht zou zijn geheven, dat het griffierecht voor onvermogenden zou zijn. Weigert de griffier een verklaring als bedoeld in de vorige zin af te geven, dan staat daartegen verzet open op de wijze als voorzien in artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken. |
196 lid 1 | 188 lid 1 | De rechter kan, zo nodig ambtshalve, bij de bepaling van een voorschot als bedoeld in artikel 187, of later, een termijn vaststellen voor de voldoening van het voorschot. Deze termijn kan een of meerdere keren worden verlengd. Tegen beslissingen ingevolge de eerste en tweede zin staat geen hogere voorziening open. |
196 lid 2 | 188 lid 2 | Wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. |
197 lid 1 | 189 lid 1 | Als de deskundigen een onderzoek moeten verrichten, bepaalt de rechter bij hun benoeming of op een later tijdstip waar en wanneer zij tot het onderzoek zullen overgaan. |
197 lid 2 | 189 lid 2 | Bij de in het eerste lid bedoelde beslissing bepaalt de rechter de termijn waarbinnen de deskundigen hun schriftelijke bericht ter griffie moeten inleveren of de zitting waarop zij mondeling verslag moeten uitbrengen. In het eerste geval wordt ook de dag bepaald waarop de zaak weer op de rol zal komen. In het tweede geval wordt deze dag bepaald op de zitting waarop het verslag is uitgebracht. |
197 lid 3 | 189 lid 3 | Wanneer op die dag het bericht van deskundigen nog niet is ontvangen, kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen een nadere roldatum bepalen. Ook kan de rechter een nadere zitting bepalen, wanneer op de daarvoor vastgestelde zitting het mondelinge verslag niet wordt uitgebracht. |
198 lid 1 | Artikel 190 lid 1 | De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. |
198 lid 2 | Artikel 190 lid 2 | De deskundigen stellen hun onderzoek in, hetzij onder leiding van de rechter, hetzij zelfstandig. De deskundigen moeten bij hun onderzoek partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijke bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken wordt in het schriftelijke bericht melding gemaakt. Als een partij schriftelijke opmerkingen of verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, verstrekt zij daarvan onmiddellijk afschrift aan de wederpartij. |
198 lid 3 | Artikel 190 lid 3 | Partijen zijn verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. |
198 lid 4 | Artikel 190 lid 4 | Het schriftelijke bericht is met redenen omkleed zonder dat het persoonlijke gevoelen van ieder van de deskundigen hoeft te blijken. Ieder van de deskundigen kan van zijn afwijkende mening doen blijken. Het schriftelijke bericht wordt door de deskundigen ondertekend. Als een of meer deskundigen niet hebben ondertekend, wordt de oorzaak hiervan zo mogelijk op het schriftelijke bericht vermeld. Aan het niet ondertekenen van het bericht door een of meer deskundigen, kan de rechter de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht. De griffier zendt aan partijen afschrift van het schriftelijke bericht. |
198 lid 5 | Artikel 190 lid 5 | Het proces-verbaal van de slotsom van het mondelinge verslag wordt na voorlezing ondertekend door de rechter aan wie het verslag is uitgebracht en door de deskundigen. Verklaart een deskundige niet te kunnen ondertekenen, dan wordt die verklaring met de reden van de verhindering in het proces-verbaal vermeld. |
Artikel 190 lid 6 | De rechter kan bepalen dat het proces-verbaal, bedoeld in het vijfde lid, wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname als bedoeld in artikel 90, zevende en achtste lid. Als naderhand een schriftelijke weergave van het proces-verbaal wordt opgesteld, wordt het proces-verbaal ondertekend door de rechter aan wie het mondelinge verslag is uitgebracht. | |
199 lid 1 | Artikel 191 lid 1 | De deskundigen hebben aanspraak op schadeloosstelling en op loon, door de rechter te begroten onder de minuut van het schriftelijke bericht of onder het van het mondelinge verslag opgemaakte proces-verbaal. |
199 lid 2 | Artikel 191 lid 2 | De griffier betaalt het bedrag ten laste van het gestorte voorschot aan de deskundigen. Als het vastgestelde voorschot niet toereikend is, wordt voor het resterende bedrag een bevelschrift van tenuitvoerlegging op de minuut van het schriftelijke bericht uitgegeven ten laste van de in de tweede volzin van artikel 187 genoemde partij of partijen. In geval van een mondeling verslag of van een gemaakte beeld- of geluidsopname wordt dit bevelschrift gegeven op een in executoriale vorm uitgegeven uittreksel uit het proces-verbaal van het mondelinge verslag of uit de schriftelijke weergave van het proces-verbaal als bedoeld in artikel 190, zesde lid. |
199 lid 3 | Artikel 191 lid 3 | Wordt geen voorschot opgelegd als bedoeld in artikel 187, derde tot en met vijfde volzin, en kan het tweede lid als gevolg daarvan niet worden toegepast, dan betaalt de griffier het bedrag waarop de deskundigen aanspraak hebben ten laste van de Staat. Gedurende het geding wordt het ten laste van de Staat betaalde bedrag voorlopig in debet gesteld. |
200 lid 1 | Artikel 192 lid 1 | Op verzoek van een partij kan de rechter toestemming verlenen voor het horen van deskundigen die niet door de rechter zijn benoemd op de mondelinge behandeling, bedoeld in artikel 87, derde lid, of op een afzonderlijke zitting. |
200 lid 2 | Artikel 192 lid 2 | De rechter ten overstaan van wie in een zaak bewijs wordt bijgebracht, kan aan partijen toestaan bij die gelegenheid ook zodanige deskundigen te doen horen. |
200 lid 3 | Artikel 192 lid 3 | Als de rechter een verhoor van een zodanige deskundige heeft toegestaan, is ook de wederpartij bevoegd op dezelfde voet deskundigen te doen horen |
200 lid 4 | Via schakelbepaling artikel 192 lid 5 in artikel 186 lid 5 geplaatst. | |
200 lid 5 | Artikel 192 lid 4 | De artikelen 166, derde lid, 167 tot en met 170, 174 tot en met 177, eerste lid, 179, tweede, derde en vierde lid, en 180 tot en met 185 over het getuigenverhoor zijn van overeenkomstige toepassing op het verhoor van deze deskundigen. |
Artikel 192 lid 5 | Artikel 186, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing wanneer de rechter na een bericht of verhoor van een niet door de rechter benoemde deskundige, op verzoek van een partij of ambtshalve een deskundige wil benoemen als bedoeld in artikel 186, eerste lid. | |
202 lid 1 | Artikel 196 lid 1 | Voordat een zaak aanhangig is, of als het geding aanhangig is gemaakt, voordat de zaak op de rol is ingeschreven, kan de rechter op verzoek van een belanghebbende een of meer voorlopige bewijsverrichtingen bevelen. De wederpartij en andere belanghebbenden kunnen volgend op dat verzoek ook een of meer voorlopige bewijsverrichtingen verzoeken, waarna de rechter deze gezamenlijk kan behandelen |
200 lid 2 | Opgenomen in lid 1 | |
Artikel 196 lid 2 | De rechter wijst het verzoek toe, tenzij hij van oordeel is dat:a. de informatie die verlangd wordt, niet voldoende bepaald is;
b. onvoldoende belang bij de voorlopige bewijsverrichting bestaat; c. het verzoek om voorlopige bewijsverrichtingen in strijd is met de goede procesorde; d. sprake is van misbruik van bevoegdheid; of e. andere gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen de voorlopige bewijsverrichting. | |
Artikel 197 lid 1 | Het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen als deze aanhangig wordt gemaakt. Het verzoek kan ook worden gedaan aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak behoort en binnen wiens rechtsgebied degenen van wie informatie wordt verlangd, of het grootste aantal van hen, woonplaats hebben of, als zij geen bekende woonplaats in Nederland hebben, werkelijk verblijven. Als de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist. In spoedeisende gevallen kan het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens ook worden gedaan aan de voorzieningenrechter. | |
Artikel 197 lid 2 | Het verzoekschrift houdt in:a. een kernachtige omschrijving van het geschil of de gebeurtenis waarop het verzoek betrekking heeft en de gronden van het verzoek;
b. de aard en het beloop van de vordering; c. de naam en woonplaats van de wederpartij of de redenen waarom de wederpartij onbekend is. Het in onderdeel a vermelde wordt op straffe van niet-ontvankelijkheid in acht genomen. | |
Artikel 197 lid 3 | Bij het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen vermeldt de procesinleiding ook:a. als wordt verzocht om getuigen te horen, de namen en woonplaatsen van de personen die de verzoeker als getuigen wil horen en de redenen waarom van deze getuigen een schriftelijke verklaring niet is of kan worden verkregen of niet volstaat;
b. als wordt verzocht om een bericht of verhoor van deskundigen, de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd en de namen en hoedanigheid van een of meer door de rechter te benoemen deskundigen; c. als wordt verzocht om een plaatsopneming of bezichtiging, de plaats of de zaak die door de rechter moet worden opgenomen of bezichtigd. d. als wordt verzocht om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens, de aanduiding van de gegevens waarvan inzage, afschrift of uittreksel wordt verzocht en de namen en woonplaatsen van degenen die de gegevens tot hun beschikking hebben. |